In de uitspraak van 24 november 2014 heeft de Raad, evenals de rechtbank Noord-Nederland eerder deed, bepaald dat het in strijd is met internationaal recht wanneer de vanaf 1 januari 2013 geldende strengere regels voor boetes in de sociale zekerheid worden toegepast op overtredingen die hebben plaatsgevonden vóór 1 januari 2013. Het oude sanctiestelsel blijft van toepassing voor zover het handelen en nalaten van een uitkeringsgerechtigde plaatsvond vóór 1 januari 2013. Voor het nieuwe boeteregiem geldt dat de rechter indringender moet toetsen of de hoogte van de boete evenredig is. Voorkomen moet worden dat een onbalans ontstaat tussen de boetes die vallen onder het bestuursrecht en de strafrechtelijke boetes voor overtredingen van de inlichtingenplicht in de sociale zekerheid. Voor het toetsen van boetebesluiten van het Uwv geeft de uitspraak een aantal uitgangspunten.
In deze zaak gaat het om een gedeeltelijk werkloze leraar met een WW-uitkering. Het Uwv wijst de leraar bij het toekennen van de uitkering op de verplichting om wijzigingen in het aantal gewerkte uren meteen door te geven. Omdat de leraar over de periode van augustus 2012 tot zijn melding aan het Uwv op 27 maart 2013 vier wijzigingen in het aantal gewerkte uren niet meteen heeft doorgegeven, heeft hij teveel WW ontvangen. Het Uwv vordert het teveel betaalde bedrag van Euro 14.658 terug en legt daarnaast een boete op van Euro 14.658. Hierbij paste het Uwv het vanaf 1 januari 2013 geldende zwaardere boeteregiem van 100 % van het benadelingsbedrag toe. Tot die datum gold nog als strafmaat 10 % van het benadelingsbedrag tot maximaal Euro 2.269. De leraar is het niet eens met de hoogte van de boete. Omdat volgens het internationale recht geen zwaardere straf mag worden opgelegd dan van toepassing was tijdens het begaan van het feit oordelen de rechtbank en de Centrale Raad van Beroep dat op de periode vóór 1 januari 2013 het oude sanctiestelsel van toepassing is. Toepassing van de in de uitspraak genoemde uitgangspunten voor de boetevaststelling over de periode na 1 januari 2013 en het door het Uwv zelf opgestelde beleid leidt tot het in hoger beroep opleggen van een boete van Euro 2.000. De uitspraak geeft verdere uitleg waarom er geen reden is om van een nog lager bedrag uit te gaan.
Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is in deze zaak een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraak dan ook geen hoger beroep instellen.
Bij de Centrale Raad van Beroep is nog een aantal andere boetezaken aanhangig, waarbij ook de strengere regels voor boetes in de sociale zekerheidswetgeving zijn toegepast. Naar verwachting zal komend voorjaar een aantal boetezaken ter zitting worden behandeld, waarin het gaat om de vraag hoe onder het nieuwe boeteregiem boetes opgelegd aan ontvangers van bijstand en van uitkeringen van de Sociale Verzekeringsbank beoordeeld moeten worden
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht. .