Het G32-stedennetwerk heeft een positieve grondhouding ten opzichte van de toetsversie van de Omgevingswet maar is kritisch over de uitwerking, met name waar het gaat om de werkelijk bestuurlijke afwegingsruimte op lokaal niveau, de bevoegdheidsverdeling tussen de verschillende overheidsniveaus (met name tussen gemeenten en provincies), het voor gemeenten beschikbare instrumentarium en de mogelijke financiële risico's.
Grondhouding G32-Stedennetwerk ten opzichte van de toetsversie
De G32 omarmt het uitgangspunt van minder in plaats van meer regels en onderschrijft de algemene randvoorwaarden en uitgangspunten van het wetsvoorstel. Er wordt een goede aanzet gegeven voor het beschikbare instrumentarium en (het stroomlijnen van) de verschillende procedures in het omgevingsrecht. De G32 hecht in dat verband grote waarde aan het aanmerken van bestaande bestemmingsplannen als het Omgevingsplan. De G32 heeft wel zorg bij de uitwerking en het invoeringstraject van de Omgevingswet: snelheid mag niet ten koste gaan van de zorgvuldigheid. De G32 blijft daarom de uitwerking scherp volgen. De wet moet een oplossing bieden voor de daadwerkelijke (praktijk)knelpunten.
Bestuurlijke afwegingsruimte op lokaal niveau
In de toetsversie wordt de ambitie uitgesproken om meer afwegingsruimte aan het lokale bestuur toe te kennen zodat meer flexibiliteit in de planvorming wordt verkregen. Maar er is onvoldoende rekening gehouden met de scheiding van bevoegdheden. De toekomstige praktijk zou kunnen zijn dat rijk en provincie, via de band van instructieregels, de flexibiliteit op lokaal niveau begrenzen. De wet dient daarom te voorzien in een regeling die de relatie tussen de diverse niveaus aanbrengt.
De bevoegdheidsverdeling tussen de verschillende overheidsniveaus
Een principieel punt voor de G32 ligt in de reikwijdte en invulling van het bovenlokaal belang. Naar de mening van de G32 schept de toetsversie ongewenste en onaanvaardbare ruimte (lees inmenging) voor rijk en provincie die direct de autonome gemeentelijke taak raakt. Voor de G32 is het niet acceptabel dat het provinciaal respectievelijk nationale belang zonder beperkingen uitgevoerd kan worden met de instrumenten uit de Omgevingswet. De G32 pleit ervoor dat alleen als het lokale niveau niet in staat blijkt te zijn uitvoering te geven aan gerechtvaardigde belangen van rijk en provincie, opschaling naar een hoger bestuursniveau aan de orde is.
Financiële risico's
De huidige verplichting tot het opstellen van een grondexploitatieplan wordt facultatief gemaakt. De G32 is daar geen voorstander van. Indien onverhoopt toch wordt vastgehouden aan het facultatief maken verbindt de G32, ter beheersing van de risico's, daar een aantal voorwaarden aan namelijk:
- Een omgevingsvergunning moet kunnen worden geweigerd als de uitvoerbaarheid in de toekomst niet haalbaar blijkt.
- Kostenverhaal achteraf dient mogelijk te worden gemaakt.
- Ongebruikte planologische ruimte moet worden uitgesloten van planschade. Dit geldt zowel voor de vraag waartegen beroep kan worden aangetekend, als de vraag waartegen planschade kan worden geclaimd.
De G32 is van mening dat het enerzijds belangrijk is dat de wet de tools bevat om risico's te beheersen. Anderzijds dient de planrealisatie te worden vereenvoudigd. De G32 is daarom voorstander van aanvullende mogelijkheden zoals het opnemen van een kwalitatieve verplichting in een vergunning, het vragen van bankgaranties of andersoortige overeenkomst om risico's neer te kunnen leggen waar de revenuen vallen.
De reactie van de G32 wordt meegenomen in de reactie van de VNG, als koepelorganisatie gesprekspartner van het Ministerie van I&M.
De volledige reactie van de G32 is te vinden in de brief.