Net als in grote zaken als de Schiedammer Parkmoord en Lucia de B. nemen rechters in kleine kantonrechtzaken soms twijfelachtige beslissingen op grond van het bewijsmateriaal. Niet alle rechters lijken voldoende uit te gaan van de onschuld van verdachten. Ook onderzoeken zij niet altijd de alternatieve scenario's die verdachten aandragen. Dat is de conclusie van een onderzoek geleid door mr. dr. Hendrik Gommer, universitair docent constitutioneel recht aan de Open Universiteit. Gommer adviseert dat rechters en andere juristen beter moeten worden opgeleid als het gaat om psychologische valkuilen en getraind moeten worden in oordelen.
Onderzoek en conclusies
Strafzaken bij de kantonrechter betreffen vaak kleine zaken, zoals een parkeer- of snelheidsboete. Zij vereisen snelle beslissingen die zelden schriftelijk worden gemotiveerd. Daardoor kunnen ze nauwelijks achteraf worden gecontroleerd. De kantonrechter krijgt dus veel vrijheid. In sommige gevallen gaat dit ten koste van een eerlijk proces.
Voor het onderzoek zijn in de periode 2010-2012 in vijf rechtbanken 150 kantonrechtzaken bij twaalf rechters bezocht. Uit het onderzoek blijkt dat er grote verschillen zijn in kwaliteit van oordelen tussen rechters en dat regelmatig twijfelachtige beslissingen worden genomen. Zij lijken dan vooringenomen ten aanzien van schuld van verdachten of laten zich dan te zeer leiden door het betoog van de officier van justitie. Verder staan zij niet altijd open voor mogelijke alternatieve scenario's, aangedragen door de verdachten.
Rechter moet uitgaan van onschuld
Juist omdat zo snel besloten moet worden, moeten kantonrechters, volgens Gommer, vooraf heel bewust uitgaan van de onschuld van de verdachte. Het bekende principe: onschuldig tot het tegendeel is bewezen. In vakterminologie heet dit onschuldpresumptie. Het is in het Nederlandse rechtssysteem nauwelijks te voorkomen dat de officier van justitie feiten uiteindelijk gaat zien in het licht van de verwachting dat de verdachte schuldig is. Volgens Gommer is daarom de verantwoordelijkheid van de rechter om vooraf uit te gaan van de onschuld van verdachten des te groter.
Verder moeten juristen in het algemeen en rechters in het bijzonder goed getraind worden in oordelen. Daarbij moeten zij open staan voor alternatieve scenario's aangedragen door verdachten. Hierin schiet volgens Gommer de juridische opleiding nog steeds ernstig te kort.
Ten slotte moeten verdachten voorafgaand aan een proces goed voorgelicht zijn over de procedure, zodat ze beter weten waar ze aan toe zijn en niet overdonderd worden. De procedure kan dan namelijk in hun nadeel werken.
Nader onderzoek nodig
De conclusies van het onderzoek zijn gebaseerd op een relatief kleine steekproef. Om te kunnen vaststellen hoe het precies gesteld is met de kwaliteit van oordelen en of deze bijvoorbeeld van rechtbank tot rechtbank verschillen, is er volgens Gommer een grootschaliger onderzoek nodig. Anderzijds vermoedt hij dat het probleem zich niet beperkt tot grote zaken en kantonrechtzaken. Hij heeft ook incidentele gevallen gezien bij bijvoorbeeld tuchtcolleges en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. 'Goed onderzoek moet goed getraind worden en zelfs dan ga je nog wel eens de fout in', concludeert hij. 'Daarom zou dit onderzoek ook nog eens herhaald moeten worden.'