Slechts een beperkt deel van veroordeelde jonge zedendelinquenten pleegt opnieuw een zedendelict, namelijk een kleine 3%. Wel pleegt 74% andere delicten. Bij jongeren die nogmaals door de politie worden opgepakt op verdenking van een zedendelict is er bij de onderzoekers van de Raad voor de Kinderbescherming vaak al veel zorg geweest over het gepleegde zedendelict. Desondanks is het moeilijk recidive te voorspellen aan de hand van specifieke kenmerken. Dit concluderen onderzoekers van het VU medisch centrum in hun onderzoek naar recidive bij jeugdige zedendelinquenten. De uitkomsten van het onderzoek kunnen helpen om gerichter preventieve maatregelen in te zetten.
Hoewel zedendelicten relatief weinig voorkomen, is de impact van dergelijke delicten voor zowel slachtoffers als maatschappij enorm. Een aanzienlijk percentage van de zedendelicten in Nederland wordt daarbij gepleegd door minderjarigen. Omdat jongeren nog volop in ontwikkeling zijn, lijkt de adolescentie uitermate geschikt voor interventie bij seksueel grensoverschrijdend gedrag. Interventies zijn doorgaans gericht op de problematiek die ten grondslag ligt aan het seksuele delictgedrag.
Aan de hand van uitgebreide analyses van psychiatrische stoornissen, psychosociale problemen en delictkenmerken van jeugdige verdachten van een zedendelict, tracht het rapport Jeugdige zedendelinquenten en recidive inzicht te geven in (1) de eigenschappen van jeugdige verdachten van het plegen van een zedendelict en (2) de eigenschappen die samenhangen met persistent zedendelinquent gedrag.
Van de jongeren die veroordeeld zijn voor het plegen van een zedendelict, is slechts een kleine 3% nogmaals veroordeeld voor een zedendelict maar heeft 74% in algemene zin gerecidiveerd. Het is daarbij van belang te kijken naar het IQ van de jongere en de invulling van de vrije tijd om algemene recidive te voorkomen. Bij jongeren die nogmaals worden verdacht van een zedendelict, valt op dat de onderzoekers van de Raad voor de Kinderbescherming zich vaker 'veel zorgen' hebben gemaakt over het gepleegde zedendelict. Deze bevinding bevestigt de noodzaak van vroege interventie na het plegen van een zedendelict.
Aan de hand van de kennis van dit rapport kunnen door ouders, scholen en instellingen in de jeugdzorg gerichtere preventieve maatregelen worden ingezet om seksueel grensoverschrijdend gedrag te voorkomen. Mochten jongeren toch in contact komen met politie en justitie vanwege het plegen van een zedendelict, dan biedt dit rapport inzicht in de eigenschappen van die jongeren die extra aandacht verdienen om verder algemene recidive alsook persistent zedendelinquent gedrag te voorkomen.