In zijn uitspraak van 3 december 2012 beslist de Centrale Raad van Beroep dat een huisbezoek aan een woning met toestemming van een medebewoner niet onrechtmatig is tegenover degene die daar een kamer huurt en die geen toestemming gaf omdat hij niet aanwezig was. Die toestemming geldt voor de gehele woning, maar niet voor de gehuurde kamer.
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
In de uitspraak van 3 december 2012 oordeelt de Centrale Raad van Beroep, anders dan de rechtbank Breda eerder deed, dat als een medebewoner toestemming geeft tot het binnengaan van de woning aan ambtenaren van de sociale dienst die ambtenaren de woning ook mogen binnengaan. Dat de kamerbewoner waar het om gaat, zelf die toestemming niet gaf, is voor het binnengaan van de woning dus niet van belang. De verklaring die de medebewoner aflegde in de gemeenschappelijke ruimte is daarom geen onrechtmatig verkregen bewijs en mag tegen de kamerbewoner worden gebruikt. Voor het binnengaan van de kamer van de kamerbewoner moeten de ambtenaren wel toestemming hebben van de kamerbewoner zelf. Wat de ambtenaren zonder toestemming van de kamerbewoner in zijn kamer hebben gezien is dus wel onrechtmatig verkregen bewijs en telt dus niet mee.
Volgens artikel 12 van de Grondwet mogen ambtenaren alleen met toestemming van de bewoner een woning binnengaan. Dit is anders als een wet daar speciaal toestemming voor geeft. Een dergelijke toestemming staat niet in de Wet werk en bijstand. Ambtenaren van de sociale dienst hebben dus toestemming van de bewoner nodig om in de woning de woon- en leefsituatie te onderzoeken om het recht op bijstand te bepalen. In dit geval was er een redelijke grond voor het huisbezoek. Als één van de bewoners dan toestemming geeft tot het binnengaan van de woning, hoeft de andere bewoner dat niet ook te doen ook al gaat het eigenlijk om een beoordeling van de situatie van die andere bewoner. De wetgever heeft het zo bedoeld. Dat blijkt uit de wetsgeschiedenis. Voor de door die andere bewoner gehuurde kamer geldt dat niet. Voor het binnengaan daarvan is de toestemming van die kamerbewoner nodig.
In dit geval huurde een bijstandsgerechtigde een kamer in de woning van zijn broer. Bij een huisbezoek om te kijken of hij daar wel woonde, bleek hij niet thuis. De broer gaf toestemming om het hele huis te bekijken, ook de gehuurde kamer. De broer gaf in de huiskamer ook een verklaring waarin hij zei dat de bijstandsgerechtigde niet in de kamer woonde. Op basis hiervan trok de gemeente Zundert de bijstand in. Wat de ambtenaren zagen in de kamer mocht de gemeente daarvoor dus niet gebruiken, maar de verklaring van de broer wel. Dat was met het andere bewijs, ook naar de mening van de Centrale Raad van Beroep, voldoende voor de gemeente Zundert om de bijstand te mogen intrekken.
Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is in deze zaak een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraak dan ook geen hoger beroep instellen.