De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 juli 2017 geoordeeld dat de omstandigheid dat werknemers ziek zijn geweest en van hun werkgever het loon niet volledig doorbetaald hebben gekregen er niet toe mag leiden dat zij daardoor ook een lager dagloon hebben en daardoor een lagere werkloosheidsuitkering (WW-uitkering) ontvangen.
De uitspraak ziet op een werkneemster die geruime tijd ziek is geweest. In het tweede ziektejaar heeft zij gedurende een periode van zeven maanden niet het volledige loon ontvangen van haar werkgever. Zes maanden na haar herstel is zij werkloos geworden. Bij de vaststelling van het dagloon, dat bepalend is voor de hoogte van de WW-uitkering, is het lagere loon dat zij ontving als gevolg van ziekte meegerekend. Het dagloon van de werkneemster is dus lager vastgesteld dan als zij niet ziek zou zijn geweest. Hierdoor ontvangt zij ook een lagere WW-uitkering.
Voor 1 juli 2015 werd bij de dagloonvaststelling uitgegaan van het loon dat een werknemer zou hebben verdiend als hij niet ziek zou zijn geworden. De regelgeving is in 2015 aangepast om werknemers met en zonder werkgever in gelijke positie te brengen. Deze laatste werknemers ontvangen bij ziekte geen loon maar ziekengeld op grond van de Ziektewet. Bij de wijziging had de minister over het hoofd gezien dat voor deze laatste groep wordt uitgegaan van een andere periode voor de vaststelling van het dagloon, waardoor deze groep een hoger dagloon had dan werknemers met een werkgever. De minister heeft de ongelijkheid ook kort na de wijziging onderkend. Sinds 1 januari 2017 is de regelgeving voor een grote groep zieke werknemers gewijzigd, maar nog niet voor werknemers die geen twee jaar ziek zijn geweest.
Volgens de Centrale Raad van Beroep is bij de wijziging van de dagloonregels niet goed onderzocht wat de relevante feiten en belangen zijn van de zieke werknemers. Daardoor is van verkeerde veronderstellingen uitgegaan. Ook heeft men niet goed de financiële gevolgen van deze wijziging voor de (langdurig) zieke werknemers voor ogen gehad. Deze gevolgen kunnen ingrijpend zijn. Voor sommige werknemers kan dit zelfs betekenen dat zij terugvallen op een inkomen van 49% van het loon dat zij ontvingen voordat zij ziek werden. Voor werklozen die voordat zij werkloos werden ziek zijn geweest, bieden de nieuwe regels dus geen voldoende inkomensbescherming. De besluiten die op deze regels gebaseerd zijn, kunnen daarom niet in stand blijven.
Het Uwv moet nu de WW-uitkering van werkneemster opnieuw berekenen. Bij de vaststelling van de hoogte van het dagloon moet het Uwv de dagloonregels toepassen, zoals die sinds 1 januari 2017 luiden. Dit betekent dat - net als bij werknemers die ziekengeld op grond van de Ziektewet ontvangen - wordt gekeken naar het loon voordat zij ziek werden. Ook voor werkneemster die dus niet 104 weken ziek is geweest en voor wie deze regeling feitelijk niet is bedoeld, moet bij de nieuwe regeling aansluiting worden gezocht.Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is in deze zaak een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraak dan ook geen hoger beroep instellen.
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.